Rond 8000 jaar geleden sloot een ster zijn leven af in een gigantische supernova-explosie. De restanten van de ster zijn nu zichtbaar aan de hemel in de vorm van een enorme kosmische nevel, de Sluiernevel genaamd.
De ster begon zijn leven met het fuseren van waterstofatomen tot helium, waarna helium fuseerde tot koolstof.
Zo vormde de ster steeds zwaardere elementen. Het proces creëerde een krachtige, naar buiten gerichte energie, dus de ster blies zich op als een ballon.
Toen elementen zwaarder dan ijzer begonnen te fuseren, kwam het naar buiten gerichte proces tot stilstand en stortte de kern van de ster met grote kracht in.
Schokgolf vormde Sluiernevel
Omdat de ster enorm was – 20 keer zo zwaar als de zon – explodeerde hij kort daarop als supernova.
De kern werd samengeperst tot een ultracompacte neutronenster, terwijl de resten van de ster werden weggeblazen en eindigden als een wolk sterrenstof.
De astronomen denken dat de ster die eindigde als de Sluiernevel eerst een stevige wind de ruimte in zond en toen pas ontplofte.
Die wind creëerde een grote bel in het interstellaire gas eromheen.
Toen de schokgolf van de supernova-explosie de wand van deze bel trof, ontstonden de karakteristieke vormen van de Sluiernevel.