Over de sterrennevels
Halverwege de maand november zijn er in zeer dichte gebieden vol met stof en gas buiten het zonnestelsel donkere sterrennevels te zien.
Deze zenden geen licht uit en zijn daarom alleen zichtbaar doordat ze het licht van de sterren daarachter blokkeren.
In deze donkere nevels ontstaan sterren, dus ze bevatten moleculaire verbindingen waaruit sterren bestaan, zoals waterstof en helium. Meestal vormen ze zich uit de resten van een supernova- of hypernova-explosie.
Hoewel de gebieden er leeg uitzien, vormen ze de meest compacte delen van de gigantische moleculaire nevels, die bestaan uit dicht opeengepakte stof- en gasdeeltjes. De stofdeeltjes zijn veelal nog geen micrometer groot, en sommige deeltjes blokkeren het zichtbare licht vanwege hun omvang.
De E-nevel bevindt zich op circa 2000 lichtjaar hiervandaan en heeft die naam gekregen vanwege de vorm van alle nevels bij elkaar: een E.
De E-nevel is genoemd naar de Amerikaanse astronoom Edward Emerson Barnard. Hij bracht rond het jaar 1900 een groot aantal donkere sterrennevels in kaart, waaronder B142 en B143, die half november in de avond dus te zien zullen zijn.