Grote kans om te sterven is beroepsrisico

Blauwe planeet

Voor de Apollo 1-missie had de NASA de mannen geselecteerd die op 27 januari 1967 het aftellen op platform 34 testten: Roger Chaffee, die nog nooit de ruimte in was geweest, Edward White, die in juni 1965 de eerste Amerikaanse ruimtewandeling vanaf de Gemini 4 maakte, en gezagvoerder Gus Grissom, voormalig testpiloot en de beste Amerikaanse astronaut, die ervaring had met Mercury en Gemini.

Tijdens het Mercury-project had hij aan den lijve ondervonden dat het leven als astronaut bepaald niet zonder risico is. Op 21 juli 1961 ging hij als tweede Amerikaan de ruimte in aan boord van de Liberty Bell 7.

De vlucht verliep probleemloos, maar kort na de landing in zee ging het noodluik open, waardoor de capsule vol water stroomde en naar de bodem zonk. Grissom kon gelukkig ontsnappen maar het water liep in zijn ruimtepak en hij zou zeker zijn verdronken als hij niet op het nippertje was opgepikt door een reddingshelikopter.

Iedere astronaut is zich er dan ook van bewust dat de dood een beroepsrisico is. Net als mensen die vroeger probeerden de witte plekken op landkaarten in te vullen lopen astronauten bij het verkennen van het heelal enorme risico’s.

Grissom had dit ook met zijn vrouw Betty besproken, en haar gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat hij wel eens onder vuur kon komen te liggen; als er een ernstig ongeluk zou gebeuren zou hij daar als gezagvoerder uiteraard verantwoordelijk voor worden gehouden.

Maanprogramma belangrijker dan het leven zelf

Grissom en collega’s vonden het maanprogramma echter belangrijker dan hun eigen leven; ze waren bereid te sterven voor iets wat boven hen uitsteeg. Ze hadden alleen niet bedacht dat er een ongeluk zou gebeuren terwijl ze nog op aarde waren.

Maar op 27 januari 1967 om 18.31 uur, voordat de Apollo ook maar is losgekomen van de starttoren, geeft de noodroep van Chaffee aan dat er iets heel ernstigs aan de hand is. Direct daarna hoort het controlecentrum een schreeuw van pijn, en dan is de radioverbinding verbroken; slechts 17 seconden zijn er verstreken sinds de brand werd opgemerkt.

Buiten de capsule doen de technici verwoede pogingen om het vergrendelde luik open te wrikken en de astronauten te bevrijden, maar de vlammen en de immense hitte verhinderen dat. In een paar seconden verspreidt de brand zich in de zuurstofrijke lucht in de capsule en wordt de druk zo hoog dat de capsule barst. De explosie is zo krachtig dat een aantal technici omver wordt geblazen.

Pas na vijf minuten krijgen ze het luik open. Een stank van verbrand vlees en kunststof komt ze tegemoet en in de uitgebrande cabine zijn de verkoolde lichamen van de drie astronauten nauwelijks herkenbaar. ‘Ik kan maar beter niet beschrijven wat ik zie,’ zegt een geschokte technicus tegen het controlecentrum.

De Apollo herrijst uit zijn as

Amerika is verbijsterd door deze ramp en de NASA stelt een onderzoekscommissie in die de oorzaak van het ongeluk moet achterhalen. Al snel blijkt dat er een probleem met de elektriciteit was – een vonk die in een elektriciteitsleiding was ontstaan, leidde tot de brand. Omdat de Apollocabine vol zat met zuivere zuurstof en uiterst brandbare materialen, kon de brand zich explosief ontwikkelen.

De commissie vindt 1400 fouten, en in anderhalf jaar wordt de Apollocapsule met zijn twee miljoen onderdelen opnieuw opgebouwd. Tot de grootste verbeteringen behoren een luik dat makkelijk en snel geopend kan worden, minder gebruik van brandbaar materiaal en een minder brandgevaarlijke atmosfeer in de cabine. Ondanks de schok herrijst het Apolloproject uit zijn as en dankzij dit tragische ongeval worden er veel constructiefouten ontdekt en verholpen. Vanaf dan is het niet alleen belangrijk om het werk te doen, maar, volgens de astronaut Eugene Cernan, vooral ‘om het goed te doen’.

‘Treur niet om ons als we sterven. Het is riskant werk en als ons iets overkomt hopen we alleen dat het ruimteprogramma geen vertraging oploopt. Het veroveren van de ruimte is het risico waard,’ aldus Gus Grissom in een persconferentie, slechts enkele weken voor zijn dood. Amerika is wel degelijk in de rouw, maar tegelijk werken er zo’n 400.000 mensen dag en nacht om het Apolloproject te verwerkelijken – zoals Grissom had gewild. De tijd verstrijkt, de deadline komt dichterbij en er is nog veel te doen.

Slechte sfeer, maar geslaagde lancering

Als de Apollo 7 op 11 oktober 1968 met veel lawaai opstijgt van het Kennedy Space Center hebben de Amerikanen er weer vertrouwen in, maar de ramp van een jaar eerder is nog niet vergeten. Vanaf de eerste vlucht is de missie een uitputtingsslag vol stress – zowel voor de astronauten als voor de mensen in het controlecentrum.

De stemming wordt er niet beter op als kort voor de lancering blijkt dat gezagvoerder Walter Schirra verkouden is en zijn collega’s heeft aangestoken. Ze hebben mot met het controlecentrum en Schirra weigert mee te werken aan een tv-uitzending omdat hij vindt dat ze bij hun werk niet gestoord moeten worden door camera’s. Verder laat Schirra merken dat hij verschillende experimenten die hij moet doen, idioot vindt. Daarop noemt het controlecentrum hem paranoïde.

Ondanks de slechte sfeer lukt het de astronauten om alle geplande tests van de besturings- en servicemodule uit te voeren. Al dreigt het controlecentrum voor de grap om de raket een tyfoon in te sturen, de bemanning keert na tien dagen veilig terug op aarde. Deke Slayton, baas van het astronautenkantoor van de NASA, omschreef het slechte teamwork tussen beide partijen later als ‘de eerste ruimteoorlog’. De bemanning zal nooit meer de ruimte in gaan.