Drie dagen, tien uur en 53 minuten na het opstijgen van de Apollo in een immense zee van brandend gas op Cape Kennedy in Florida roept Edwin ‘Buzz’ Aldrin: ‘Ik zie ’m! Ik zie de hele landingsplaats hiervandaan!’
Enkele seconden later zien ook zijn collega’s Neil Armstrong en Michael Collins een glimp van de Mare Tranquilitatis.
Al is het moeilijk om van 112 kilometer hoogte het landschap, de bergen en de breuklijnen te onderscheiden, het ziet er verontrustend uit. In het ochtendlicht werpen zelfs de kleinste klippen lange, grillige schaduwen over de vlakte en de Mare Tranquillitatis lijkt een ontoegankelijke en onherbergzame woestijn vol rotsen.
Armstrong en Aldrin kunnen zich amper voorstellen dat ze de volgende dag daar moeten landen en dat het zonlicht dit dreigende landschap kan omtoveren in een veilige landingsplaats voor de maanlander Eagle. Maar ze blijven positief en vertrouwen op het voorbereidende werk van eerdere Apollomissies die deze plek aanwezen als de beste landingsplaats voor de eerste mannen op de maan.
Terwijl Armstrong en Aldrin druk bezig zijn met het pakken van hun spullen voor de landing, kijkt Collins bezorgd toe, als een vader die op wereldreis gaat en afscheid neemt van zijn kinderen. Hij biedt aan om ’s nachts wakker te blijven.
‘Jullie moeten goed slapen en morgen fit die rotmaanlander in gaan,’ zegt hij, en voegt er zachtjes aan toe: ‘Ik vind dat het vandaag erg goed is gegaan. Als dat morgen en overmorgen ook zo is, gaat het gewoon lukken.’
Klaar voor de landing
De volgende dag, zondag 20 juli 1969, begint net zoals de dagen ervoor. De bemanning ontbijt met bacon, cornf lakes, vruchtensap en chocolademelk. Tegen de middag baadt de maan in het felle zonlicht en neemt Collins afscheid van zijn twee collega’s, die intussen via een nauwe sluis in de maanlander zijn gekropen. Ze hebben het luik gesloten. ‘Kerels, rustig aan daar op de maan. Als ik jullie hoor zuchten en steunen, krijg je met mij te maken,’ waarschuwt hij goedmoedig via de radio.
Met een druk op de knop ontkoppelt hij de Eagle – en daarmee ook zichzelf. ‘Oké, jullie zijn onderweg. Alles gaat volgens plan,’ bevestigt Collins. Een paar minuten lang draaien de twee ruimtevaartuigen in formatie om elkaar heen, maar dan onderbreekt de Eagle de dans, draait weg van de besturingsmodule Columbia en zet koers naar de Mare Tranquillitatis. Collins blijft alleen achter en kan niets anders doen dan wachten totdat de Eagle weer terug is.
Onbekend alarm gaat ineens af
Armstrong en Aldrin staan, vastgemaakt met elastische gordels, in de maanlander die zich drie uur later ongeveer 15 kilometer boven het maanoppervlak bevindt. Het is tijd om de laatste, beslissende raketmanoeuvre uit te voeren die ze het laatste zetje zal geven op weg naar de maan. Er is van tevoren bepaald wie wat doet. De gezagvoerder, Armstrong, zal de Eagle laten landen, terwijl de piloot van de maanlander, Aldrin, voortdurend de technische systemen in de gaten houdt. Armstrong drukt op de startknop en de landingsmotor gaat aan. ‘Motor draait,’ zeggen Armstrong en Aldrin tegelijkertijd.
Terwijl de Eagle ondersteboven wegschiet, concentreert Armstrong zich op het maanoppervlak en zoekt het oriëntatiepunt. Hij ziet de bergen en kraters voorbijf litsen, een paar seconden eerder dan gepland. De Eagle heeft een snelheid van zo’n anderhalve kilometer per seconde, dus de twee mannen gaan ongeveer drie kilometer van de beoogde plek vandaan landen. De computer heeft deze fout niet in de gaten.
Op 14 kilometer hoogte draait de Eagle zich langzaam in verticale positie, zodat de landingsradar in de richting van de maan wijst. De bemanning kan nu de aarde weer zien, die als een piepklein, lichtgevend puntje in de gitzwarte ruimte hangt. De radar krijgt contact met de maan en de computer aan boord van de Eagle draait op volle toeren om de ontvangen informatie te verwerken.
Recht op een krater af
Zeven minuten voor de landing horen Armstrong en Aldrin een noodsignaal. Op het computerscherm geven knipperende gele letters alarmcode 1202 aan – een code die ze nooit eerder hebben gezien. ‘Programmafout,’ meldt Armstrong het controlecentrum in Houston droog. De NASA-mensen kennen hem door en door en horen de lichte trilling in zijn stem. Voor vertrek schatte Armstrong de kans dat de landing afgebroken zou worden op 50%, maar om zo dicht bij hun doel op te moeten geven, zou onverdraaglijk zijn. Armstrong slaakt dan ook een zucht van verlichting als Houston, voor zijn gevoel een eeuwigheid later, reageert: ‘We’re GO on that alarm’ – negeer dat alarm, ga door met de missie.
Zo’n vier minuten geeft het computerscherm alarmcode 1202, maar plotseling ook de onbekende code 1201. Het controlecentrum op aarde meldt de astronauten dat er niets aan de hand is, de computer is alleen overbelast. ‘Gewoon negeren. We’re GO.’ Als de alarmcodes eindelijk weg zijn, zijn de mannen nog maar 300 meter boven het maanoppervlak. Armstrong heeft geen tijd om te genieten van het imposante uitzicht, want de computer stuurt de maanlander blindelings naar een krater zo groot als een voetbalveld, omringd door rotsblokken zo groot als auto’s. Hij schakelt meteen over op handmatige besturing. Met nog twee minuten te gaan moeten ze de krater ontwijken en een vlakker gebied vinden.
Hoe is het met de brandstof gesteld?’ vraagt Armstrong. Aldrin was zo druk bezig met het af lezen van de hoogte- en brandstofmeters dat het dreigende gevaar aan hem voorbij is gegaan. Hij antwoordt routinematig: ‘8%.’ ‘Oké, dit hier lijkt me wel een geschikte plaats,’ stelt Armstrong vast. ‘60 meter,’ meldt Aldrin. Maar dan ontdekt Armstrong dat ook deze landingsplaats niet geschikt is. ‘We vliegen precies boven een krater... we moeten door,’ laat hij de mensen van het controlecentrum weten. Zij houden zich muisstil om de astronauten niet te storen in deze voor hen zo benarde situatie.