De stem van gezagvoerder Virgil Grissom klinkt rustig en beheerst, maar hij kan een lichte irritatie niet verbergen.
‘Hoe kunnen we ooit naar de maan gaan, als we de communicatie tussen drie gebouwen niet eens tot stand kunnen brengen?’
Samen met Edward White en Roger Chaffee ligt hij in de kegelvormige besturingsmodule, boven in de Saturnus 1B-raket die op platform 34 staat van het Kennedy Space Center in Florida. De drie mannen wachten hier al uren totdat het aftellen eindelijk kan beginnen, maar net als bij de eerdere tests zijn er problemen met de communicatie.
Deze januaridag in 1967 lijkt wel een normale werkdag op het Kennedy Space Center, maar zodra Grissom en zijn twee collega’s, gekleed in ruimtepakken, om één uur de besturingsmodule betreden, beginnen de problemen.
De geur van zure melk komt de astronauten tegemoet, en pas een uur later vinden ze de oorzaak van het probleem: een lek in de zuurstofleiding.
Nog eens twee uur later slagen de technici in de controletoren er eindelijk in het luik van de besturingsmodule te verzegelen, die nu gevuld is met 100 procent zuivere zuurstof. Het probleem met het communicatiesysteem blijft echter: hoewel de technici alles op alles hebben gezet om het op te lossen, zit er nog steeds ruis op de verbinding.

De commandomodule van het Apollovaartuig 012 had de drie astronauten in een baan om de aarde moeten brengen, maar de module is de lucht nooit in geweest.
De taak van die dag is het aftellen tot de lancering simuleren, waarbij de astronauten op hun plaats in de ruimtecapsule zitten en de ingenieurs testen of de elektrische systemen aan boord samenwerken met de eigen stroomvoorziening van de capsule.
Daarvoor moeten ze contact hebben met het lanceringsteam in de regelkamer op een paar honderd meter van het lanceerplatform en met het centrum voor bemande ruimtevaart, dat zo’n 10 kilometer verderop ligt. Maar al is een leger technici uren met het probleem bezig, de radio wil nog steeds niet.
Grissom, White en Chaffee liggen al bijna vijf uur vastgegord in de capsule boven op de 43 meter hoge raket, die baadt in het witte lamplicht. Voor de drie Apollo 1-astronauten lijkt de afstand tot de maan aan de hemel nog langer dan de 384.000 kilometer die de aarde scheidt van de maan.
Kennedy zet de wedloop in gang
‘Ik ben van mening dat deze natie zichzelf als doel moet stellen om voor het einde van dit decennium een mens op de maan te laten landen, en hem veilig naar de aarde terug te brengen. Geen enkel ander project zal in deze periode meer indruk maken op de rest van de wereld of belangrijker zijn voor de toekomstige verkenning van de ruimte. Maar dit project zal ook het moeilijkst te realiseren zijn, en het duurst,’ zei de pas aangetreden president in een toespraak tot het Congres.

De Apollo 1-astronauten moesten de nauwe cabine kennen als hun broekzak.
De Amerikanen hadden nog steeds niemand in een baan rond de aarde gebracht. Slechts één Amerikaan was ooit in de ruimte geweest: Alan B. Shepard, die drie weken eerder een korte, maar geslaagde vlucht gemaakt had aan boord van de Freedom 7. Hiermee waren de VS iets ingelopen op Rusland, hun aartsvijand in de Koude Oorlog, die al in 1957 het ruimtetijdperk had ingeluid met de verbluffende lancering van de Spoetniksatelliet.
In april 1961 hadden de Russen de Amerikanen opnieuw het nakijken gegeven toen Joeri Gagarin als eerste mens de ruimte in ging. Maar de kersverse president was niet van plan met zich te laten sollen: nu zou Amerika laten zien waartoe het in staat was. De wedloop naar de maan was begonnen en Amerika zou koste wat kost winnen.
In 1967 hoopte NASA de Russische rivaal achter zich te laten met een aantal bemande lanceringen, die de opmaat moesten vormen voor een historische reis naar de natuurlijke satelliet van de aarde.
Apollo 1 was de eerste bemande reis in het maanprogramma. De 14 dagen durende missie moest testen hoe goed de pasgebouwde capsule zich zou houden in een baan om de aarde. De chaotische aftelling op 27 januari 1967 vond nog geen maand voor de beoogde lancering plaats.
Treur niet om ons als we sterven ... Het veroveren van de ruimte is het risico waard. Virgil ‘Gus’ Grissom, gezagvoerder Apollo 1
‘Apollo 1, hoort u mij?’ zegt Stuart Roosa in het controlecentrum in de zoveelste poging om door te dringen tot de ruimtecapsule.
‘Ik versta er geen snars van, Stuart. Jesus Christ... ik bedoel, hoe kunnen we mensen naar de maan schieten als we al niet eens met twee of drie gebouwen kunnen communiceren?’ snauwt Grissom, nu ongeduldig.
Virgil ‘Gus’ Grissom is pas veertig jaar en nu al een geroutineerd astronaut. Hij heeft twee ruimtereizen op zijn naam staan, maar het grootste en spannendste avontuur moet nog komen: een reis naar de maan. Net als de anderen in het Apolloteam droomt Grissom ervan om als eerste een voet op de maan te zetten.
Elke keer als er bij wijze van proef met de Apollo 1 werd afgeteld, was er gedoe met de radio, tot ergernis van Grissom, maar ondanks al hun pogingen hebben de technici de problemen nog steeds niet opgelost. Grissom heeft er inmiddels een hard hoofd in dat de Apollo 1 vier weken later echt kan vertrekken.
Die zorg deelt hij met de 31-jarige Roger Chaffee, die zijn ruimtedebuut nog moet maken, en de 36-jarige Edward White, die al in juni 1965 de eerste ruimtewandeling voor NASA heeft gemaakt. Ook zij hebben tegenover hun naasten hun twijfel geuit of het allemaal wel haalbaar is.

Virgil ”Gus” Grissom, Roger Chaffee og Edward White gør sig klar til missionen, inden ulykken indtraf.
Tragedie gooit de nummering om
AS-204 was de oorspronkelijke naam van de test die in januari 1967 eindigde in een tragedie.
In 1966 waren er drie onbemande Apollotestvluchten, maar om de drie omgekomen astronauten te eren doopte de NASA AS-204 nu om in Apollo 1, al kregen de Apollomissies eigenlijk pas een nummer als ze tot in de ruimte waren gekomen.
Na de Apollo 1 volgden er nog drie onbemande missies. De Apollo 4 testte in november 1967 de nieuwe raket Saturnus V. Tijdens de Apollo 5-missie lanceerde een Saturnus 1B-raket in januari 1968 een onbemande maanlander, en op 4 april 1968 volgde er een laatste onbemande test van de Saturnus V met de Apollo 6.
Apollo 1 had duizenden mankementen
Kennedy’s plan was optimistisch, om niet te zeggen zeer ambitieus, en zelfs bij NASA waren er mensen die er geen vertrouwen in hadden.
Ondanks de astronomische bedragen die in het project werden gestoken hadden meerdere medewerkers van NASA hun bedenkingen bij de krappe deadline. Om de droom waar te maken moest er gewerkt worden aan een krachtige draagraket en een landingsvaartuig, en er moest een leger van zo’n 400.000 technici, wetenschappers en ingenieurs op de been worden gebracht.
De ruimtevaartorganisatie was wel al in oktober 1958 begonnen aan een bemand programma – Mercury – om de invloed van gewichtloosheid op de mens te onderzoeken.
In het kader van dit programma werd Alan B. Shepard op 5 mei 1961 gelanceerd. Zijn ‘sprong’ duurde 15 minuten en 22 seconden. Maar een bemande expeditie naar een ver hemellichaam, dat was iets heel anders.
Na duizenden mankementen van het Apollo-vaartuig te hebben verholpen leek het ruimteschip klaar te zijn voor een vlucht naar de ruimte.
Het pak van de drie astronauten was na de ramp verbrand:



De resten van Virgil Grissoms ruimtepak.
De resten van Roger Chaffees ruimtepak.
De resten van Edward Whites ruimtepak.
Stilte voor het panische schreeuwen
Om 18.20 uur, slechts 10 minuten voor het aftellen, zet testleider Skip Chauvin de klok stil. Het contact verloopt nog steeds niet goed, en dat probleem moet worden verholpen voordat de test verder kan gaan, besluit hij.
In de ruimtecapsule lopen de drie astronauten hun checklist nog maar eens door. In de regelkamer letten de technici even niet op het trio in de capsule, maar op de problemen met de radio. Maar om 18.31 uur krijgt Stuart Roosa achter zijn communicatiepaneel dan toch een bericht door van de astronauten. Het is weer Grissoms stem, maar nu heeft de irritatie plaatsgemaakt voor paniek.
De melding luidt: ‘Brand!’ In de regelkamer fronsen de NASA-medewerkers hun wenkbrauwen en kijken elkaar vragend aan. De noodkreet knettert onduidelijk en met horten en stoten door de luidspreker. Ze kijken naar het televisiescherm, dat beelden rechtstreeks doorgeeft van een camera die voor het raampje in het luik van de bemande cabine is geplaatst.
Bekijk hier een reconstructie van het ongeluk:
Ongelovig kijkt het testteam naar het scherm, dat beelden doorkrijgt van een camera boven het luik van de besturingsmodule. Achter het venster in het luik zijn duidelijke, witte vlammen te zien.
Opeens is de communicatie met de module onverwacht helder, en de noodroep dringt maar al te duidelijk door: ‘Er is brand in de cockpit!’ Op de monitor zien de mensen van de NASA hoe Edward White knokt om het luik boven zijn hoofd open te krijgen.
Met toenemende ongerustheid volgt het team Edward White, die vanuit de middelste ligstoel aan de greep van het luik achter zijn hoofd probeert te trekken.
Met gestrekte armen probeert hij wanhopig het luik open te krijgen, maar dan trekt hij zijn handen ineens weg, alsof hij zijn vingers heeft verbrand. Twee andere armen verschijnen op het scherm, waarschijnlijk die van Grissom, en dan klinkt er opnieuw een wanhopige stem via de radio.
‘Er is brand in de cockpit. Laat ons eruit! We verbranden!’ De stem blijkt later die van Chaffee te zijn geweest.
Zuivere zuurstof was het recept van een ramp
Een los snoer of een kabel waar de isolatie van was afgesleten, heeft tot een ramp geleid. Een vonk van een kortsluiting in een bundel leidingen op de vloer vlak voor Grissoms stoel had de licht ontvlambare materialen in de cabine aangestoken, waaronder stapels papieren, de ruimtepakken van nylon en meer dan drie vierkante meter klittenband, dat werd gebruikt om voorwerpen te bevestigen aan de wanden van de ruimtecapsule.
Geheel volgens het standaardprotocol was de commandomodule gevuld met zuivere zuurstof nadat de astronauten om 13.00 uur op hun plaats waren gekropen, waarna het luik van de module werd afgesloten.
Juist door die zuivere zuurstof kon de brand zich explosief verspreiden. Zuurstof zelf brandt niet, maar helpt wel om de vlammen te voeden.
Voor een brand zijn drie dingen nodig: brandbaar materiaal, hitte en zuurstof. Hoe meer zuurstof er in de lucht zit, hoe sneller de verbranding verloopt. Pas wanneer de zuurstof verbruikt is, het brandbare materiaal is verbrand of het vuur is geblust, stopt de brand.

De drie astronauten, Virgil I. ‘Gus’ Grissom, Ed White en Roger B. Chaffee, hadden de commando- en servicemodule moeten testen in een baan om de aarde.
Lugubere aanblik voor reddingswerkers
‘Hij is gloeiend heet – raak hem niet aan, hij is veel te heet,’ waarschuwen de technici elkaar als ze enkele seconden na de noodkreet van de astronauten bij de capsule op dek 8A van de servicetoren zijn aangekomen. Golven van dikke, zwarte rook komen uit de module zetten, die door de overdruk van de hoge temperaturen van de brand is gaan barsten.
In een paar seconden verspreidt de brand zich in de zuurstofrijke lucht in de capsule en wordt de druk zo hoog dat de capsule barst.
De explosie is zo krachtig dat een aantal technici omver wordt geblazen. Pas na vijf minuten krijgen ze het luik open.

De technicus Don Babbitt raapt al zijn moed bij elkaar en steekt zijn hoofd in de module als de rook wat is gaan liggen en hij zich een beeld kan vormen van de schade. Een lugubere aanblik wacht hem in de uitgebrande cabine.
‘Ik kan maar beter niet beschrijven wat ik zie.’
Een stank van verbrand vlees en kunststof komt ze tegemoet en in de uitgebrande cabine zijn de verkoolde lichamen van de drie astronauten nauwelijks herkenbaar.
Chaffee zit nog vastgegord in zijn stoel, alsof hij de ramp niet onder ogen wilde zien, en Grissom ligt op de vloer, overrompeld door de dood terwijl hij van de vlammen probeert weg te komen. Aan de andere kant van de cabine ligt White, alsof hij midden in zijn bewegingen werd gestopt.
De Apollo herrijst uit zijn as
Na de tragische brand op het lanceerplatform werd het Apolloprogramma een jaar onderbroken. De commissie vindt 1400 fouten, en in anderhalf jaar wordt de Apollocapsule met zijn twee miljoen onderdelen opnieuw opgebouwd.
Tot de grootste verbeteringen behoren een luik dat makkelijk en snel geopend kan worden, minder gebruik van brandbaar materiaal en een minder brandgevaarlijke atmosfeer in de cabine.
Ondanks de schok herrijst het Apolloproject uit zijn as en dankzij dit tragische ongeval worden er veel constructiefouten ontdekt en verholpen. Vanaf dan is het niet alleen belangrijk om het werk te doen, maar, volgens de astronaut Eugene Cernan, vooral ‘om het goed te doen’.
De brand was de eerste ramp voor NASA, en even leek het gedaan te zijn met de Amerikaanse droom om als eerste naar de maan te gaan. Maar NASA herstelde zich snel, en in oktober 1968 voerde de Apollo 7 de missie uit die voor de Apollo 1 was bedoeld. Nog geen jaar later zette Neil Armstrong als eerste voet op de maan, waarmee gehoor werd gegeven aan de laatste wil van de Apollo 1-bemanning.
‘Treur niet om ons als we sterven. Het is riskant werk en als ons iets overkomt hopen we alleen dat het ruimteprogramma geen vertraging oploopt. Het veroveren van de ruimte is het risico waard,’ aldus Gus Grissom in een persconferentie, slechts enkele weken voor zijn dood.
Amerika is wel degelijk in de rouw, maar tegelijk werken er zo’n 400.000 mensen dag en nacht om het Apolloproject te verwerkelijken – zoals Grissom had gewild.