De meeste natuurkundigen denken dat het heelal uitdijt. Het bewijs daarvoor kun je vinden door de roodverschuiving van verre sterrenstelsels te vergelijken met die dichter bij ons.
Roodverschuiving houdt in dat de golflengte van licht langer wordt als het object dat licht uitzendt zich van ons verwijdert. Verre sterrenstelsels hebben een grotere roodverschuiving dan stelsels dichter bij ons naarmate ze zich van ons verwijderen.
En het heelal dijt niet alleen uit – de uitdijing versnelt ook nog eens.
De theorie dat het heelal uitdijt, komt van de astronoom Edwin Hubble, maar vóór hem had Albert Einstein de kosmologische constante opgenomen in zijn algemene relativiteitstheorie.
Die verwijst naar een onbekende duwende kosmische kracht – een idee dat Einstein uiteindelijk zelf verwierp, omdat hij het heelal zag als plat en statisch.