Einsteins algemene relativiteitstheorie stelt dat een voorwerp dat een andere gravitatiekracht ondervindt dan wij, het verstrijken van de tijd anders ervaart. Dit verschijnsel beïnvloedt bijvoorbeeld de klokken van satellieten.
Zijn speciale relativiteitstheorie vertelt ons dat de tijd langzamer verstrijkt – vanuit ons gezichtspunt – voor een object dat ten opzichte van ons beweegt.
Gezien vanuit een sterrenstelsel dat zich met bijna de lichtsnelheid ten opzichte van de kosmische achtergrond beweegt, zal de ouderdom van het heelal dus aanzienlijk kleiner lijken dan gezien vanuit elders in het heelal.
Het stelsel kan bijvoorbeeld zijn ontstaan toen het heelal 1 miljard jaar oud was en toen – door de gravitationele uitwisseling van energie met andere stelsels – zijn versneld tot 99 procent van de lichtsnelheid.
Voor ons op aarde zouden dan tot nu toe 12,8 miljard jaar zijn verstreken, maar voor het versnelde stelsel slechts 1,8 miljard jaar.
Als het stelsel en zijn bewoners zouden zijn afgeremd ten opzichte van de kosmische achtergrondstraling, zouden zij zich – net als wij – in een heelal bevinden dat 13,8 miljard jaar oud is.