Doordat het heelal constant uitdijt, kunnen we de ouderdom ervan bepalen aan de hand van het licht dat we observeren. Uit metingen blijkt dat het oudste licht 13,7 miljard jaar oud is.
Vlak na de oerknal was het zo heet dat het heelal een ondoorzichtig plasma was, waar je met de beste telescopen en meetapparatuur nog niet doorheen kunt kijken.
Licht kwam pas na de oerknal
Pas 379.000 jaar na de oerknal vingen positief geladen waterstof- en heliumatomen negatief geladen elektronen in, wat de lading van de atomen neutraliseerde.
De elektronen waren nu gebonden aan atomen en het universum werd eindelijk transparant voor licht. Fotonen konden er vrij doorheen reizen, en die kunnen we nu zien in de kosmische achtergrondstraling, die vanuit alle hoeken van het heelal op ons af komt.
De achtergrondstraling werd oorspronkelijk uitgezonden als energierijke gammastraling, maar door de constante uitdijing van het heelal is de straling nu uitgerekt tot de wat zwakkere microgolven.
Die worden door de Planck-satelliet opgevangen en vervolgens omgezet in een kaart van het jonge heelal.