OVER 3,75 MLD JAAR - BUURMAN SLOKT DE MELKWEG OP
Ons sterrenstelsel wordt over 3,75 miljard jaar opgeslokt door de naburige Andromedanevel. De twee stelsels liggen al op ramkoers en razen met bijna 200 km/s op elkaar af. De circa één biljoen sterren van de Andromedanevel zullen de 300 miljard sterren van de Melkweg verzwelgen.
Sterren en planeten zullen niet botsen, maar krijgen slechts een nieuwe plek. Ons zonnestelsel komt drie keer zo ver van het centrum van de Melkweg te staan als nu.
OVER 100 MLD JAAR – Donkere energie trekt sterrenstelsels uit elkaar
Over 100 miljard jaar kunnen we de meeste andere sterrenstelsels dan dat van ons niet meer zien. Een telescoop die dan voorbij ons cluster kijkt, zal slechts totale duisternis waarnemen.
De boosdoener is de mysterieuze donkere energie, die ervoor zorgt dat het heelal steeds sneller uitdijt. Vanwege de enorme versnelling bewegen stelsels die ver van ons liggen op een bepaald moment met meer dan de lichtsnelheid van ons af.
Als dat gebeurt, kan het licht van deze sterrenstelsels ons niet meer bereiken en kunnen we de uithoeken van het heelal niet meer observeren. De uitdijing duwt nabije sterrenstelsels echter niet over de zogeheten waarnemingshorizon heen, waardoor het licht verdwijnt.
Naburige stelsels worden op hun plek gehouden en naar elkaar toe getrokken door de zwaartekracht, die het sterkst is op relatief korte afstand.
OVER 1.000.000 MLD JAAR EN LATER – Planeten raken ontheemd
Twee sterren in een sterrenstelsel die dicht bij elkaar komen, worden nauwelijks beïnvloed door elkaars zwaartekracht. Maar de planeten van deze sterren zijn zo licht dat ze uit koers getrokken worden.
Een passerende ster kan een planeet zo uit het lood slaan dat hij weggerukt wordt van zijn ster en de lege ruimte in geslingerd wordt. Sterrenkundigen hebben berekend dat alle planeten elke 30 biljoen jaar weggeslingerd worden.
Dat betekent dat alle planeten statistisch gezien ‘ontheemd’ zijn over 1.000.000 miljard jaar.
OVER EEN TRILJOEN TRILJARD JAAR – Materie wordt licht of ijzer
Als een ster door al zijn energie heen is, zal zijn materie in licht of in ijzer veranderen, zo voorspellen natuurkundigen. Wat het wordt hangt ervan af of protonen, de basis van alle atoomkernen, vervallen of niet.
Als een deeltje vervalt, ontstaan er lichtere deeltjes. De natuurkundetheorie van onze tijd, het standaardmodel, voorspelt dat het proton niet kan vervallen.
Als het model overeind blijft, zullen alle atomen eindigen als ijzer, dat de stabielste atoomkern heeft. Maar als de protonen wel vervallen, eindigt alles als licht.
OVER MEER DAN EEN DECILJOEN JAAR – Zwarte gaten verdampen
De rand van een zwart gat – de zogeheten waarnemingshorizon – is een onneembare barrière. Als iets eenmaal ingevangen is door een zwart gat, komt het er nooit meer uit. Dat geldt zelfs voor licht.
Dat was de theorie – tot de Britse natuurkundige Stephen Hawking met de Hawkingstraling op de proppen kwam. Volgens hem loopt er aan de rand van een zwart gat een constante stroom deeltjes en antideeltjes. Deze deeltjesparen worden gesplitst: deeltjes met een positieve energie ontsnappen, terwijl deeltjes met een overeenkomstige negatieve energie in het zwarte gat gezogen worden.
Zo raakt het zwarte gat telkens een beetje energie kwijt. Op lange termijn leidt dat ertoe dat het zwarte gat volledig verdwijnt: het ‘verdampt’.
Doordat ze een negatieve massa hebben, wordt het gat steeds iets kleiner. Uiteindelijk leidt dit tot de totale ‘verdamping’ van het zwarte gat.