Depressie treft wereldwijd meer dan 280 miljoen mensen en wordt wel bestempeld als een soort nationale ziekte.
Er zijn effectieve behandelingen voor de stoornis, maar een van de uitdagingen is dat veel patiënten geen baat hebben bij traditionele medicatie.
Wetenschappers van Stanford University hebben nu een onderzoek uitgevoerd dat kan helpen verklaren waarom dat zo is. Dit kan de manier waarop een groep patiënten wordt behandeld, veranderen.
In de studie, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift JAMA Network Open, identificeren de onderzoekers een specifiek subtype depressie dat bij meer dan een kwart van de zwaar depressieve patiënten lijkt voor te komen.
Onderzoeken toonden aan dat patiënten met dit subtype duidelijkere symptomen hebben van slapeloosheid, moeite met plannen, zelfbeheersing, focussen en het onderdrukken van ongepast gedrag.
Scans toonden ook verminderde activiteit in bepaalde hersengebieden, waaronder de prefrontale cortex en de hersenschors, die sommige van deze taken regelen.
Hulp van hersenscans
Het onderzoek werd uitgevoerd bij 1008 volwassenen met een voorheen niet-medicamenteuze depressie die drie veelgebruikte soorten antidepressiva voorgeschreven kregen die inwerken op de neurotransmitter serotonine in de hersenen, ook wel SSRI’s genoemd.
Ruim 700 deelnemers voltooiden de acht weken durende proef, waarbij de onderzoekers hun depressieve symptomen zowel voor als na de behandeling maten.
De deelnemers kregen ook een reeks cognitieve taken voorgelegd die hun werkgeheugen, verbale geheugen, beslissingssnelheid en aandachtsniveau maten.
Daarnaast werd bij een groep van 96 mensen de hersenen gescand, terwijl ze zo snel mogelijk op een knop moesten drukken.
Traditionele medicatie beïnvloedt neurotransmitter in de hersenen
Onderzoek toont aan dat de hersenen van depressieve mensen vaak lagere niveaus van de neurotransmitter serotonine hebben, en een veelgebruikt antidepressivum, SSRI, beïnvloedt juist de dosis serotonine. Helaas heeft slechts een op de twee mensen baat bij de behandeling.

Zenuwen scheiden serotonine af en nemen het op
Zenuwen scheiden serotonine af als neurotransmitter en nemen het weer op via een eiwit. Depressieve mensen hebben te weinig serotonine in de hersenen.

Antidepressiva sluiten het circuit af
Traditionele medicijnen blokkeren het eiwit dat serotonine opnieuw opneemt, waardoor de hoeveelheid van de neurotransmitter in de hersenen toeneemt.
De onderzoekers ontdekten dat 27 procent van de patiënten het speciale profiel had met meer prominente symptomen, zoals cognitieve vertraging en slapeloosheid.
Ze ontdekten ook dat deze specifieke groep patiënten minder baat leek te hebben bij SSRI-medicijnen en dat het middel sertraline het minst nuttig bleek voor deze groep.
Meer gerichte behandelingen
Het team benadrukt echter dat er andere factoren kunnen zijn die de cognitieve achteruitgang van patiënten beïnvloeden en dat we ze daarom niet over één kam moeten scheren.
Toch hopen ze dat hersenscans en tests kunnen helpen bij het diagnosticeren van de verschillende subtypes, omdat er zo snel mogelijk meer gerichte behandelingen voor de aandoening nodig zijn.
‘Ik maak vaak mee hoe mensen lijden, de hoop verliezen en zelfmoordneigingen krijgen wanneer ze deze trial-and-error-processen doorlopen,’ zegt gedragswetenschapper Laura Hack tegen Sciencealert
‘En dat komt doordat we beginnen met medicatie die voor iedereen met depressie hetzelfde werkingsmechanisme heeft, ook al is depressie heel verschillend van aard,’ legt ze uit.