Hoewel er nog maar negen gevallen wereldwijd zijn ontdekt, fronsen deskundigen over de hele wereld hun wenkbrauwen.
De nieuwe subvariant van omikron, BA.2.86, werd voor het eerst ontdekt op 24 juli en is geregistreerd in Denemarken, de VS, Engeland, Israël en het meest recent Zuid-Afrika.
Half augustus besloot de WHO om BA.2.86 aan te wijzen als een ‘variant onder toezicht’, en er zijn meerdere redenen dat de stam meer aandacht trekt dan eerdere omikronvarianten.
Dat zegt Morten Rasmussen, senior onderzoeker aan het Statens Serum Institut, de Deense RIVM, waar momenteel drie gevallen van de stam geregistreerd zijn.
‘Hij lijkt niet op de varianten die we de laatste tijd hebben gezien,’ vertelt hij aan Wetenschap in Beeld.
‘Het is ongebruikelijk dat corona zo sterk verandert en 30 nieuwe mutaties ontwikkelt. De laatste keer dat we zo’n grote verandering zagen, was toen omikron ontstond.’
Variant gedraagt zich atypisch
Een andere reden waarom hij en zijn onderzoekscollega’s over de hele wereld de verspreiding van de nieuwe variant op de voet volgen, is dat deze op vier continenten is opgedoken.
Volgens Rasmussen is dit zeldzaam voor een variant met zo veel mutaties, omdat de grote veranderingen in het genetisch materiaal van het virus er vaak voor zorgen dat het uitsterft nadat het één of twee mensen heeft besmet.
‘Dit geeft aan dat het nog steeds een besmettingspotentieel heeft, ook al zijn er nog maar heel weinig gevallen,’ zegt hij.
Zo muteert het coronavirus

1. Virus dringt de cel binnen
Een virusdeeltje dringt de lichaamscellen binnen. Het virus brengt een codestreng met genetisch materiaal, RNA, over naar de cel.

2. Code neemt cel over
De RNA-code neemt de celkern over, die de code leest en als recept gebruikt om nieuwe viruskopieën te maken.

3. Er ontstaan kopieerfouten
Bij het kopiëren ontstaan soms foutjes in de code, mutaties, die bijvoorbeeld het vermogen van virusdeeltjes om cellen binnen te dringen kunnen veranderen.
Een aantal van de mutaties in de nieuwe variant betreffen het spike-eiwit op het oppervlak van het virus, dat het virus gebruikt om onze cellen binnen te dringen.
Hetzelfde eiwit is ook de sleutel tot onze afweer tegen de ziekte.
Maar volgens Rasmussen is het nog te vroeg om te zeggen of de mutaties invloed hebben op de besmettelijkheid van de variant, de ernst van de klachten of het vermogen om de antistoffen van het vaccin te omzeilen.
‘Op dit moment wijst niets erop dat het symptoombeeld anders is dan dat van de huidige of dominante varianten – maar we letten natuurlijk wel op als er zoiets nieuws langskomt. We maken ons geen zorgen, maar zijn wel alert,’ aldus Rasmussen.
Volgens de Deense onderzoeker maakt het gebrek aan kennis over de ernst van de mutaties het ook moeilijk om te voorspellen wat we de komende maanden van de variant kunnen verwachten nu de herfst eraan komt.
‘Met zo weinig gevallen zijn er op dit moment geen gegevens die wijzen op een plotselinge toename. Maar er kan opeens een versnelling optreden – het is nog te vroeg om dat te zeggen.’