Shutterstock
Spaanse griep, soldaten

Spaanse griep gevonden in museum

Onderzoekers hebben een vroege variant van de Spaanse griep aangetoond in de longen van twee dode soldaten. De besmette organen lagen ruim 100 jaar in de formaline.

Al ruim 100 jaar liggen twee paar longen in formaline in het museum voor medische geschiedenis in Berlijn.

De longen waren van twee jonge soldaten die op 27 juni 1918 aan de Spaanse griep stierven, en nu zijn genetici erin geslaagd het oude virus te vinden en te sequencen in het longweefsel.

Het gaat om een vroege variant, waardoor we veel nieuwe kennis kunnen opdoen over de ontwikkeling van de Spaanse griep.

Virus kostte 50 miljoen levens

De Spaanse griep brak begin 1918 uit en de eerste golf was relatief mild, maar tegen augustus verspreidde een dodelijker variant zich over de wereld, die miljoenen slachtoffers maakte.

Tegen de tijd dat de vierde en laatste golf in 1920 wegebde, was circa een op de drie mensen wereldwijd besmet geweest en had de pandemie tot 50 miljoen levens geëist.

500 miljoen mensen raakten van 1918 tot 1920 besmet met de Spaanse griep. Een op de tien stierf.

Het is drie keer eerder gelukt om een deel van het virusgenoom te sequencen, maar dat was van patiënten die aan de latere, dodelijker variant waren overleden.

Aan de nieuwe sequencing ligt ingewikkeld speurwerk ten grondslag. Weefselmonsters van mensen die 100 jaar geleden stierven, zijn uiterst moeilijk te verkrijgen, maar het onderzoeksteam vond er in totaal 13 in musea en collecties.

In drie ervan wisten ze bruikbare virussen te vinden: in de twee paar soldatenlongen en in een monster van een 17-jarige vrouw die op een onbekend tijdstip in 1918 in München is gestorven.

Tot dusver liet het onderzoek zien dat de virusvariant van de soldaten niet goed op kon tegen het immuunsysteem van het lichaam. De latere, dodelijker variant bevatte twee mutaties waardoor hij de afweer veel beter kon omzeilen.

Nu wordt het coronavirus voortdurend gesequencet om te kijken of er nieuwe varianten zijn.