In de jaren 1890 werd een dorp in Siberië getroffen door de pokken. 40 procent van de inwoners stierf, en de overige inwoners trokken weg nadat ze hun doden hadden begraven.
Sindsdien is de gevreesde ziekte uitgeroeid, maar Russische virologen vrezen dat hij binnenkort zal terugkeren.
Door het smelten van de permafrost komen de lichamen op het 120 jaar oude kerkhof mogelijk bloot te liggen. Als zombies kunnen ze tevoorschijn komen uit het graf, met het gevreesde pokkenvirus in hun kielzog.
DNA van pokken gevonden in lijken
De angst van de virologen is gegrond. Onlangs stak miltvuur weer de kop op in Siberië, nadat door de warme zomer met miltvuur besmette rendierlijken waren ontdooid. Minstens 90 mensen moesten naar het ziekenhuis en een jongen van 12 overleed.
In het kader van het onderzoek naar de miltvuuruitbraak werd het gebied helemaal uitgekamd. In een kadaver werden sporen van pokken gevonden. Het virus zelf werd niet aangetroffen, maar wel fragmenten van het DNA ervan, dat op zichzelf niet gevaarlijk is.
Gevreesd wordt dat er door de warmte meer lichamen, van zowel dieren als mensen, aan de oppervlakte zullen komen, en dat een daarvan het virus bij zich draagt.
We zijn niet ingeënt en dus kwetsbaar
Het pokkenvirus is na de uitbraak van de ziekte niet te behandelen. Een van de symptomen is een hevig jeukende uitslag, die zich ontwikkelt tot blaasjes met een pusachtige vloeistof. In 20 tot 60 procent van de gevallen leidt de ziekte tot de dood.
Er werd echter een effectief vaccin ontwikkeld tegen het virus, waardoor de WHO de ziekte in 1980 uitgeroeid verklaarde.
Sindsdien worden mensen niet meer ingeënt tegen de pokken, en daarom kan een uitbraak verstrekkende gevolgen hebben. We hebben geen weerstand meer tegen de ziekte, en het kost tijd om die opnieuw op te bouwen.