De ene winnaar, David Julius van de Amerikaanse University of California San Fransisco, onderzocht eind jaren 1990 waarom we het eten van hete pepers ervaren als branderig of regelrecht pijnlijk en waarom je het warm kunt krijgen van pittig eten.
Samen met zijn collega’s slaagde Julius er na jaren onderzoek in het receptormolecuul te identificeren dat de invloed van capsaïcine (de actieve stof in pepers) registreert en het signaal doorstuurt naar de hersenen, waar we het interpreteren als heet.
Dezelfde receptor, die TRPV1 werd genoemd, stuurt ook een signaal naar de hersenen als hij echt een hoge temperatuur registreert. De receptor TRPM8 stuurt signalen over kou.
De andere winnaar, Ardem Patapoutian van het eveneens Amerikaanse Scripps Research Howard Hughes Medical Institute, onderzocht hoe we mechanische prikkels registreren, zoals aanraking.
Patapoutian selecteerde 72 genen die er mogelijk voor zorgden dat receptoren in de huid in staat zijn aanraking te voelen. Na 71 genen zonder resultaat te hebben uitgezet, was het bij het 72e gen raak. Zonder dit gen waren de cellen in zijn petrischaal niet meer in staat fysieke prikkels waar te nemen.
De ontdekkingen die aan de Nobelprijs ten grondslag liggen, dateren van jaren geleden, maar het Nobelcomité kende de prijs nu aan Julius en Patapoutian toe omdat hun onderzoek van groot belang is gebleken voor ons begrip van de mens.
Het vermogen van het lichaam om temperatuur en mechanische prikkels te voelen, is fundamenteel voor de ervaring van de wereld om ons heen, en de ontdekkingen van Julius en Patapoutian vormden het begin van een hele reeks belangrijke inzichten in de tastzin.
Veel mensen hadden verwacht dat de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde dit jaar zou gaan naar onderzoek rond COVID-19, maar wetenschappelijke Nobelprijzen worden meestal pas enkele jaren na een doorbraak toegekend – als de reikwijdte van het onderzoek duidelijk is.