Tot halverwege de 19e eeuw was opereren het laatste middel waar de artsen naar grepen. Operaties vonden namelijk plaats zonder enige verdoving, en het kwam wel voor dat patiënten overleden aan de shock van de helse pijn, of zo erg tegenstribbelden dat de chirurg met zijn mes uitschoot.
Verdovende middelen als morfine, ether en lachgas waren al bekend, maar het was moeilijk om ze in de juiste dosering toe te dienen, zodat de patiënt niet alleen zonder pijn de operatie in ging, maar er ook levend uitkwam.