Op een ochtend in december 1799 wordt oud-president George Washington van de VS wakker met erge keelpijn.
In zijn ellende doet hij iets doms: hij laat zijn arts komen.
Nadat die Washington heeft onderzocht, roept hij de beste geneesheren van de VS bij elkaar om er zeker van te zijn dat de man de juiste behandeling krijgt.
Washington had een dag eerder uren in de regen en kou rondgereden en de adviesgroep is het erover eens dat hij snel een intensieve behandeling moet ondergaan.
Na de mogelijkheden te hebben besproken, komen ze tot de rampzalige behandeling die al duizenden jaren lang door artsen voor hen als hét antwoord op alle kwalen en ziekten werd beschouwd: aderlating.
Bij Washington worden dus enkele aderen opengesneden en zijn bloed stroomt in een kom op de grond.
Omdat hij een ernstige keelontsteking heeft, besluiten de artsen extra veel bloed af te tappen. Washingtons toestand gaat echter zienderogen achteruit.
De artsen verbazen zich erover en besluiten om dan nog maar meer bloed af te tappen. Na een paar uur hebben de doktoren maar liefst 3,75 liter bloed bij George Washington afgetapt, wat neerkomt op ongeveer 80 procent van de totale hoeveelheid bloed in het lichaam.
’s Avonds is Washington zo verzwakt dat hij zijn artsen opdraagt het aderlaten te stoppen. Maar het is al te laat. Enkele uren later sterft hij.
Balans van de lichaamssappen
Eeuwenlang heeft de geneeskunde volop geëxperimenteerd met behandelwijzen die inefficiënt en zelfs schadelijk voor de gezondheid bleken te zijn.
Het aderlaten spande hierin wel de kroon. De methode was geliefd bij artsen uit allerlei culturen, al was de werking op geen enkele wijze aangetoond.
De oude Egyptenaren en Grieken waren evenzeer in de ban van het aderlaten als volkeren als de Maya’s, de Azteken en de Indiërs.
Ook christelijke, joodse en islamitische geleerden waren het met elkaar eens over de geneeskrachtige effecten.
Aderlaten is in elk geval te herleiden tot 500 v.Chr., maar bestaat mogelijk al veel langer. De methode bleef bovendien lang in gebruik: in 400 v.Chr. beschreef de beroemde Griekse arts Hippocrates haar voor het eerst, en nog in 1923 werd deze behandeling aangeraden in een Engels wetenschappelijk werk.
De theorie achter het aderlaten verschilde echter sterk per cultuur. In Europa berustte de behandeling op de denkbeelden uit de oudheid dat je gezond bent als alle vier je ‘lichaamssappen’ met elkaar in balans zijn.
Als je ziek wordt, komt dat doordat het evenwicht tussen die vier lichaamssappen – bloed, slijm, gele gal en zwarte gal – is verstoord. Door aderlating kun je het teveel aan een daarvan kwijtraken.
Omdat alle ziekten volgens de artsen uit de oudheid uit een onevenwichtige toestand voortkomen, was aderlating het antwoord op bijna elk probleem.
En hoe ernstiger de ziekte, hoe meer bloed bij de patiënt moest worden afgetapt. Zelfs toen het idee van de vier lichaamssappen uiteindelijk werd ontkracht, had dat geen enkele invloed op het blinde vertrouwen dat artsen in het aderlaten hadden. Integendeel.
Een 17e-eeuws Engels artsenhandboek bevat alle ziekten die met aderlating kunnen worden behandeld, van kanker, cholera, astma en herpes tot verschillende psychische aandoeningen.
Lijfartsen brengen koning om
Pas na 2000 jaar trad er voor het eerst een gezaghebbend iemand op tegen het aderlaten.
De Engelse arts William Harvey ontdekte als eerste hoe het hart bloed door het lichaam pompt. Met zijn kennis van het cardiovasculair systeem bewees hij in 1628 dat een patiënt onmogelijk baat kon hebben bij aderlating.
Zijn collega’s reageerden echter met argwaan op zijn ontdekking en lieten zich niets gelegen liggen aan de bewijzen tegen het aderlaten.
William Harvey, die veel aanzien genoot als lijfarts aan het Engelse hof, overleed net voordat Karel II de troon besteeg. Het overlijden van zijn bekwame lijfarts zou de nieuwbakken koning noodlottig worden.
Karel II kreeg op 2 februari 1685 een beroerte en had dringend vakkundige hulp nodig.
Helaas voerden zijn 14 artsen een aderlating bij hem uit. Ze waren zich terdege bewust van de verantwoordelijkheid die ze hadden en wedijverden met elkaar over de hoeveelheid af te tappen bloed.
Hoewel er in het eerste etmaal bij Karel II al heel veel bloed afgenomen werd, kwam hij de volgende ochtend bij. Dit duidt erop dat hij zijn beroerte zonder verdere behandeling misschien wel te boven zou zijn gekomen.
Helaas interpreteerden de artsen zijn herstel als een teken dat hun behandeling het beoogde effect had.
Voor het volledige herstel van de koning zagen ze dus maar één weg: nog meer bloed aftappen.
In de vijf dagen erna kreeg Karel II verschillende aderlatingen, waardoor zijn uitgeputte lichaam helemaal leegbloedde.
Daarbij kwamen nog talloze klysma’s en de inname van het giftige kinine, totdat de koning na een zware lijdensweg stierf en zo tenminste van de martelingen van de artsen was verlost.
Liever geen geld dan geen bloed
Een van de redenen dat de Europeanen nog vrij lang met aderlatingen door zijn gegaan, is dat de artsen slechts weinig alternatieven ter beschikking hadden.
Hoewel hun kennis van het menselijk lichaam, diagnostiek en chirurgische vaardigheden vanaf de 17e eeuw met sprongen vooruitgingen, konden artsen hun patiënten maar zelden genezen.
De juiste methoden voor het vaststellen van de aard van de ziekten, en daarmee de juiste behandelwijzen, zouden nog lang op zich laten wachten.
De artsen van koning Karel II waren ervan overtuigd dat het beter was om lukraak een behandeling toe te passen dan geen enkele. Daarmee sloegen ze de plank echter helemaal mis.
Voor hun overlevingskansen was het vaak beter als patiënten juist helemaal niet werden behandeld.
De onderdanen van de koning hadden er geen flauw idee van dat arme mensen over het algemeen beter af waren dan rijke en machtige.
Wie geen geld had, werd niet door artsen behandeld, liep dus geen risico om aan bloedverlies te sterven en kon een ziekte op eigen kracht te boven komen.
Het aderlaten werd te pas en te onpas toegepast, ook wanneer bloedverlies het laatste was wat een patiënt nodig had.
Uit medische annalen is het verhaal bekend van een Franse sergeant die op 13 juli 1824 het veldhospitaal werd binnengebracht.
Hij had in een man-tot-mangevecht een ernstige steekwond in de borst opgelopen. Het bloed gutste zo hevig uit de wond, dat hij binnen enkele minuten het bewustzijn verloor.
De artsen twijfelden er niet aan of er moest een aderlating aan te pas komen.
Er werd een halve liter bloed bij de sergeant afgetapt om ontsteking van de wond te voorkomen. Die dag volgden er nog eens zeven kleinere aderlatingen.
Veer bediende de messen

Door de greep opzij te schuiven, wordt een veer gespannen
Een schroef stelt de snijdiepte van de messen in.
Een knop ontgrendelt de veer en de messen schieten eruit.
Tot grote verbazing van de artsen kon deze behandeling niet voorkomen dat de wond ontstoken raakte.
De sergeant was dan ook ernstig verzwakt doordat hij de helft van zijn bloed had verloren.
De ontsteking moest echter koste wat kost worden bestreden – en daarvoor zetten de artsen een even geavanceerd als probaat middel in: bloedzuigers.
Frankrijk koopt bloedzuigers
Sinds mensenheugenis werd bij mensen bloed afgetapt met bloedzuigers, als een aanvulling op het openleggen van aderen.
Ze werden rechtstreeks op de zwakke plek geplaatst.
Zo wemelden er bij de Franse sergeant meer dan 40 bloedzuigers in het bloed bij de ontstoken wond.
Het inzetten van bloedzuigers – die elk 10 milliliter bloed, ongeveer vijf keer hun eigen lichaamsgewicht, kunnen opnemen – was een heel gangbaar gebruik.
In de 19e eeuw had de toepassing van bloedzuigers een hoge vlucht genomen onder Europese artsen.
Frankrijk alleen al importeerde er in 1830 zo’n 40 miljoen. Dat kwam vooral door de Parijse arts François Brossais.
Hij meende dat iedere ziekte die met koorts gepaard ging te wijten aan een ontstoken orgaan. De beste remedie: een combinatie van bloedzuigers en aderlatingen.
De bloedzuigers zorgden er mede voor dat de sergeant tijdens zijn zes maanden durende opname in totaal zes liter bloed verloor.
Dit was volgens de maatstaven van die tijd geen uitzonderlijke hoeveelheid. Opvallend aan de hele zaak was echter dat de sergeant het wist te overleven.
Eind 19e eeuw boetten bloedzuigers en aderlaten flink aan populariteit in.
Grote medische doorbraken als de ontdekking van bacteriën leidden tot betere inzichten.
En hoewel sommige artsen begin 20e eeuw zelfs nog stug volhielden dat aderlaten goed was, kwam er zo een eind aan 2500 jaar van bloedige medische fouten.