Eind maart 1654 sluipen drie mannen door de straten van Kopenhagen. Anatoom Thomas Bartholin en zijn twee assistenten moeten een vers lijk ontleden. Maar veel mensen beschouwen het snijden in doden als lijkschennis, dus de mannen moeten discreet zijn.
Het drietal stopt bij een huis en klopt aan. Een vrouw doet open en leidt hen naar een vuile kamer. In de hoek ligt het lichaam van een 30-jarige man die vier uur eerder gestorven is. Terwijl de vrouw bij de deur de wacht houdt, nemen Bartholin en zijn assistenten hun scalpels op. Kort daarna laat de anatoom een vreugdekreet horen.
In zijn latere proefschrift schrijft hij: ‘Kijk toch eens! Er verschijnen twee lymfevaten!’
De euforie van de drie mannen is groot.
Thomas Bartholin en zijn assistenten zijn de eersten die in een mens lymfevaten hebben gevonden – een deel van de bloedsomloop van het lichaam. De 1500 jaar oude theorie dat de lever het bloed produceert, is daarmee afgedaan: de lymfevaten voeren voedingsstoffen af uit de lever, dus dat orgaan kan geen bloed aanmaken.
Vergissing duurt 1500 jaar
Sinds de Griekse arts Galenus in de 1e eeuw zijn theorieën over de menselijke anatomie naar voren bracht, was de wetenschap ervan overtuigd dat bloed gevormd werd in de lever.
‘Kijk toch eens! Er verschijnen twee lymfevaten!’ Thomas Bartholin, anatoom
Pas in de 16e eeuw werd Galenus’ leer ernstig in twijfel getrokken, toen de Kerk geleerden aan Europese universiteiten toestond in lijken te snijden in zogeheten anatomische theaters. Die geleerden ontdekten al gauw dat het lichaam vanbinnen helemaal niet overeenkwam met Galenus’ theorieën. Zo konden ze niet de ‘levensgeest’ vinden waarvan de oude Grieken beweerden dat die in het bloed rondwaarde.
Tegelijkertijd vond er in Europa een omslag in het denken plaats. Een wetenschapper moest niet langer alleen de klassieke teksten – zoals Galenus’ theorieën – bestuderen, maar ook de natuur met eigen ogen onderzoeken. Denemarken ging mee op de nieuwe golf, en in 1644 kreeg de universiteit van Kopenhagen een anatomisch theater.
Het hoofd van de afdeling, Thomas Bartholin, was een van de meest vermaarde anatomen in Europa. Hij voerde vaak ontledingen uit terwijl de Deense koning Frederik III nieuwsgierig toekeek.
De koning beloofde zelfs een voortdurende stroom verse lijken van terechtgestelde misdadigers naar Bartholins anatomische theater te sturen.
Bartholin krijgt inspiratie
Hoewel de Deense anatoom gretig de waarnemingen van anderen bestudeerde, hoopte hij zelf te kunnen zien wat zijn collega’s hadden ontdekt. Bartholin was vooral gefascineerd door de ontdekking door de Fransman Jean Pecquet van enkele bloedvaten bij dieren en door de theorieën van de Engelsman William Harvey over de bloedsomloop.

Thomas Bartholin ontleedde zowel levende als dode dieren om iets te leren over de anatomie van de mens.
Toeschouwers stroomden naar de universiteit om ingewanden te zien
Aan de lopende band verschenen er aan de Europese universiteiten anatomische theaters, waar artsen hun werk konden doen terwijl het publiek toekeek. De anatoom sneed het lichaam open en beschreef zijn bevindingen. De organen werden op tafel gelegd ten overstaan van de toeschouwers. De maag, darmen en ander zacht weefsel werden eerst verwijderd en dan verbrand. In de dagen daarna sneed de anatoom zich een weg door de spieren, pezen en botten.
De ‘show’ kon enkele weken draaien, en belangstellenden betaalden graag om toe te kijken, al zaten veel mensen erbij te huiveren. In Nederland en Italië werd zelfs eten geserveerd, terwijl een kamerorkest voor wat sfeer zorgde.
Door te berekenen hoeveel bloed er door het hart stroomde, stelde de Engelse arts in 1628 vast dat de lever 245 liter bloed per dag zou moeten produceren om aan Galenus’ theorieën te voldoen – wat veel te veel is in verhouding tot het gewicht van een mens.
Na jaren werk en vele ontledingen van dieren en mensen beschreef Bartholin in het begin van de jaren 1650 als eerste tot in detail de functie van de vaten die Pecquet had ontdekt. Bartholin kwam erachter dat deze lymfevaten, zoals hij ze noemde, deel uitmaken van de bloedsomloop.
Na de 30-jarige man ontleed te hebben, is Bartholin ervan overtuigd dat hij als eerste Pecquets vaten gevonden heeft – en dat die deel uitmaken van een fijnmazig netwerk. En omdat de vaten geen stoffen naar de lever aanvoeren, kan dat orgaan geen bloed vormen. Daarmee helpt hij de 1500 jaar oude leer definitief om zeep.
Lever wordt aangetast
De ontdekking is revolutionair, en Bartholin begint ze onmiddellijk te beschrijven in het artikel ‘Vasa lymphatica in Homine nuper inventa’ – pas gevonden lymfevaten van de mens. Met leedvermaak voegt hij er de ondertitel ‘en de begrafenis van de lever’ aan toe.
Niemand die bij zijn volle verstand is kan dit geloven. Jean Riolan, anatoom
De Deense anatoom weet in welk mijnenveld hij zich begeeft. Hij, Pecquet en Harvey zijn in het verleden allemaal bekritiseerd door de zogeheten galenisten, die hardnekkig vasthouden aan het oude medische wereldbeeld. Een van de tegenstanders is de belangrijkste anatoom van Europa, Jean Riolan uit Parijs.
Als Bartholins verhandeling in mei 1654 verschijnt, laat Riolans reactie niet lang op zich wachten. In de zomer van dat jaar dient de Fransman hem al van repliek.
Als een van Bartholins assistenten in een boekhandel Riolans ‘schaamteloze geschrift’ in handen krijgt, is hij zo kwaad over wat ‘deze gemene oude man’ schrijft, dat hij geen woord uit kan brengen.
De bijna 40 jaar oudere Riolan haalt vernietigend uit naar Bartholin, die hij laatdunkend beschrijft als ‘de jeugdige anatoom die nog maar vijf jaar professor is’.
Riolan haalt de Deen onderuit met de woorden: ‘Niemand bij zijn volle verstand kan dit geloven. Deze vaten kennen is nutteloos, ze onderzoeken is dwaas, en je gaat er de geneeskunde echt niet beter door uitoefenen.’

Anatoom Thomas Bartholin nam het op tegen een van de meest vermaarde wetenschappers van Europa, Jean Riolan, toen hij een verhandeling over lymfevaten en de lever publiceerde.
Bartholin troefde Riolan af: de lever kreeg zijn grafschrift
Toen de Deense anatoom Thomas Bartholin in 1654 het lymfestelsel in kaart bracht, bewees hij ook dat de lever niet werkte zoals eerder gedacht werd.
Tot Bartholins ontdekking waren artsen ervan overtuigd dat de lever voeding uit de darmen opnam en in bloed omzette. Maar nu bleek dat dit niet waar kon zijn, want de voedingsstoffen werden juist afgevoerd uit de lever via het lymfestelsel.
De lever kon dus geen bloed aanmaken. Bartholin ontdekte ook dat er lymfevaten te vinden zijn in alle organen, en dat de heldere, zoute vloeistof die ze bevatten via een ingewikkeld systeem naar de aderen wordt afgevoerd. Met deze ontdekking kon hij nu precies verklaren hoe de menselijke bloedsomloop werkt. De werkelijke functie van de lever – gal produceren – stond zo ver af van wat Bartholin geleerd had, dat hij zijn ontdekking ‘het grafschrift van de lever’ noemde.
Tot besluit steekt Riolan de draak met Bartholins term voor de pas ontdekte vaten, ‘vasa lymphatica’. Volgens Riolan is de naam heel toepasselijk, want hij doet denken aan het Latijnse woord lymphaticus, dat ‘gek’ betekent.
Maar Bartholins reputatie blijft overeind. In Parijs schrijft Jean Pecquet met bewondering ‘dat er nauwelijks een anatomische kwestie is, hoe obscuur ook, die niet opgehelderd zou kunnen worden als Bartholin zijn scalpel slijpt of er zijn scherpe blik op vestigt’.
Ook de rector van de universiteit van Kopenhagen, Ole Worm, steunt Bartholin.
‘Je zou denken dat hij (Riolan, red.) opgegroeid was tussen oude wijven die graag kwaad spreken over de reputatie van brave lieden, er de spot mee te drijven en die om zeep te helpen,’ schrijft hij in een brief aan zijn hoogleraar, die hem aanraadt zijn schouders erover op te halen en ‘de lasterlijke geschriften van de kwaaie oude man’ terzijde te schuiven.
Riolan haalt op nieuw uit
Maar Jean Riolan geeft niet op. Voor de Franse anatoom is het volslagen waanzin dat zowel zijn landgenoot Jean Pecquet als Thomas Bartholin de lever van zijn 1500 jaar oude rol willen ontdoen. Verontwaardigd stuurt hij een waarschuwing aan het adres van de Parijse artsen.

De anatoom Jean Riolan was ook de lijfarts van de Franse koningin.
Riolan verdedigde de lever tot aan zijn dood
Hoewel de anatoom Jean Riolan de 1500 jaar oude leer van de Griek Galenus tot het einde toe verdedigde, vond de Fransman dat anatomische waarnemingen meer kennis verschaften dan uren lezen.
Toch weigerde hij de rol van de lever als bloedvormend orgaan op te geven. In het oude wereldbeeld werd niet alleen bloed in de lever aangemaakt, maar ook ‘de natuurlijke geest’ kwam eruit voort. Daarna stroomde het bloed het lichaam in, en in het hart en de hersenen deed het ‘de levensgeest’ en ‘de dierlijke geest’ op.
Riolan vreesde dat de aanval op de lever ook het einde zou betekenen van Galenus’ ziektetheorieën. Volgens de Griekse leer werden ziekten veroorzaakt door een slechte balans van de vier lichaamssappen – bloed, slijm en gele en zwarte gal.
Ziek werd je van een teveel aan een van deze sappen. Riolan dacht dat patiënten genezen konden worden door aderlating, het aftappen van bloed. Tot aan zijn dood weigerde Riolan te erkennen dat hij zich vergist had in de rol van de lever.
‘Een jongeman, Pecquet genaamd, heeft de lever ontdaan van zijn oude waardigheid als bloedvormend orgaan en hem naar het vergeetboek verwezen, terwijl een andere jongeman, de anatoom Thomas Bartholin uit Kopenhagen, er zelfs een grafschrift voor geschreven heeft.’
Bartholin houdt zich ook niet in. Eind 1654 publiceert hij een minachtend geschrift gericht aan Jean Riolan. Daarin stelt hij dat de werking van de lymfevaten in relatie tot de lever definitief bewezen is. Volgens Bartholin moet Riolan ‘niet jaloers zijn op anderen die bereikt hebben waar u zelf te oud voor bent’.
Bartholin ging de geschiedenis in
Bartholin heeft de achilleshiel van de Fransman gevonden. Verbitterd merkt Jean Riolan op dat Bartholin zich vast op zijn dood verheugt. ‘Dan zal hij niemand meer hebben om hem tegen te spreken op het gebied van de anatomie.’
De oude anatoom krijgt gelijk. Als Jean Riolan op 19 februari 1657 sterft, is hij een van de laatste galenisten. De nieuwe generaties wetenschappers scharen zich achter de ontdekkingen van Pecquet, Harvey en Bartholin en hun beschrijving van het lymfestelsel en de lever.
Later worden de lymfevaten genoemd naar de eerste woorden van de titel van Bartholins verhandeling over lymfevaten: ‘vasa lymphatica’.