Alle dieren op aarde knokken om hun genen een generatie verder te brengen, en vaak hebben ze daar inventieve manieren voor. De meeste dieren planten zich geslachtelijk voort, waarbij vrouwtje en mannetje met elkaar paren.
Een mannelijke en een vrouwelijke geslachtscel versmelten met elkaar en daardoor draagt het jong genetische informatie van beide ouders.
Andere diersoorten vermenigvuldigen zich zonder paring, ofwel maagdelijk. Een onbevrucht eitje kan daarbij uitgroeien tot een levensvatbaar jong.
Bij soorten die zich alleen maagdelijk voortplanten, zijn mannetjes misbaar, waardoor de soort uitsluitend uit vrouwtjes bestaat.
Dit is het geval bij sommige soorten hagedissen en insecten. Soorten met een maagdelijke voortplanting hebben met elkaar gemeen dat de genetische samenstelling van het nageslacht veelal een kopie is van de ouder. Je kunt daarom zeggen dat het jong een kloon is, want het is genetisch geheel identiek aan zijn enige ouder.
Hamerhaai kiest zelf
Er zijn ook soorten met beide voortplantingsstrategieën. Dit geldt bijvoorbeeld voor de hamerhaai en de komodovaran, die zich onder normale omstandigheden geslachtelijk voortplanten.
Maar de vrouwtjes van de twee soorten kunnen zich ook maagdelijk voortplanten als er langere tijd geen mannetjes aanwezig zijn. Op deze manier zorgen de vrouwtjes voor hun nakomelingen, ook als ze geen mannetje hebben om mee te paren.
Veel insectensoorten hebben diezelfde dubbelheid. Bladluizen en watervlooien planten zich bijvoorbeeld maagdelijk voort in de zomer, maar later in het jaar geslachtelijk. Geslachtelijk, maagdelijk of beide, de voortplanting zorgt er hoe dan ook voor dat er jongen ter wereld komen en dus dat de soort blijft voortbestaan.
Regenwormen zijn hermafrodieten
Voor sommige soorten regenwormen, platwormen, schelpdieren en slakken is elk individu zowel vrouwtje als mannetje. De dieren hebben dus zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen.
Deze hermafrodieten bevruchten meestal niet zichzelf, maar wisselen zaadcellen uit tijdens het paren. Zo zorgen hermafrodieten voor genetische variatie bij het nageslacht.
Het kan een groot voordeel zijn om hermafrodiet te zijn als je je niet kunt verroeren, zoals zeepokken die vastzitten op de rotsen. Wanneer de dieren mannelijk en vrouwelijk tegelijk zijn, is iedere soortgenoot in de buurt een potentiële partner. Dit maakt de voortplanting stukken makkelijker wanneer je nu eenmaal niet in beweging kunt komen om een partner te zoeken.
Andere hermafrodieten kunnen later in het leven van geslacht veranderen.
Bij deze groep zie je meestal dat het dier eerst mannelijke geslachtsorganen ontwikkelt. Dat gebeurt onder andere bij muiltjes, zeeslakken die zes jaar lang mannelijk kunnen zijn en dan in een paar maanden in een vrouwtje veranderen. De transformatie is het gevolg van feromonen in het water, een signaalstof die wordt afgescheiden door de vrouwelijke muiltjes.
De jongste slakken, de mannetjes, zitten vaak op de oudere slakken, die vrouwtjes zijn.