Arenden zijn een losjes gedefinieerde groep grote roofvogels met een grote spanwijdte en een krachtige, meestal gehoekte snavel.
Wat ze met elkaar gemeen hebben, zijn lange en brede vleugels. Zo heeft de steenarend, de meest voorkomende soort op het noordelijk halfrond, een spanwijdte tot 230 centimeter, terwijl zijn lijf circa 100 centimeter lang wordt.
Arenden gebruiken hun grote vleugels om te zweven en over lange afstanden te vliegen.
Hoe groter de vleugels, hoe meer opwaartse kracht ze creëren, en een arend kan zelfs opstijgen zonder met zijn vleugels te slaan.
Hij spreidt zijn vleugels gewoon en wordt opgetild door thermische winden, zuilen van warme lucht.
De arend vliegt meestal langzaam over grote afstanden, op zoek naar een prooi. De zeearend, de nationale vogel van de VS, kan een territorium van wel 40 vierkante kilometer hebben.
De grote vleugels blijven de vogel opwaartse kracht geven, ondanks de lage snelheid.
Zodra de arend een prooi ziet, vouwt hij zijn vleugels tegen zijn lijf en maakt hij een duikvlucht. De steenarend duikt bijvoorbeeld met snelheden tot 250-300 km/h.
Vleugelvorm aangepast aan voedsel
Kleinere vogels die in kleine gebieden zoeken naar insecten of plantenzaden, hebben korte, afgeronde vleugels die ze wendbaar maken.
Vogels met lange, puntige vleugels zijn gewoonlijk zeer snelle vliegers, die makkelijk een snel prooidier kunnen vangen. Anderzijds kunnen ze niet goed zweven en zijn ze vaak niet zo wendbaar als hun soortgenoten.