Een struisvogelei weegt 4000-5000 keer zo veel als een kolibrie-ei, dus het is logisch dat de hoeveelheid kalk in de schalen niet gelijk is.
Maar zelfs als je rekening houdt met het verschil in grootte en kijkt naar de verhouding tussen de schaal en de rest van het ei, zijn er verschillen tussen de vogelsoorten.
Bij een kippenei vormt de schaal zo’n 10 procent van het gewicht van het ei en bestaat hij voor 90 procent uit calcium. Andere eieren hebben relatief dikkere schalen en dus een hoger calciumgehalte. Dit zijn meestal grote eieren, maar niet altijd.
Een dikke schaal heeft diverse voordelen. Hij maakt het ei steviger en geeft het vogeljong de kans om meer calcium op te nemen terwijl het zich in het ei ontwikkelt.
Daardoor komt het jong uit met sterkere botten. Vogels die uit een ei met een relatief dunne schaal komen, moeten in de periode dat ze door de ouders worden gevoed het calciumtekort aanvullen.