De Noord-Amerika koperkop is een meestervermommer.
Door zijn zandlopervormige camouflagestrepen valt de slang bijna volledig weg tegen de bladeren op de bosbodem. En daar maakt de 0,5 tot 1 meter lange gifslang handig gebruik van wanneer hij jaagt: muisstil ligt hij te wachten tot hij kan toeslaan en zijn tanden in muizen en kikkers kan zetten.
Zie je hem niet? Kijk hier eens:

De goed gecamoufleerde koperkop, een groefkopadder, is verwant aan de ratelslang en heeft twee holtes – groeven – voor in zijn kop vol met warmtegevoelige organen.
Dat geeft de sluwe expert in hinderlaagaanvallen een thermisch zicht, waardoor hij de lichaamswarmte van zijn beoogde prooi kan opvangen.
... En iets dichterbij:

De koperkop is giftig maar zelden dodelijk voor mensen. Gelukkig maar, want het is een van de meest bijtgrage in heel Noord-Amerika, omdat hij veel voorkomt en overal gedijt, zelfs in voorstedelijke gebieden.
De slang scheidt een bloedgif af dat de bloedstolling tegengaat en bij mensen het weefsel rond de beet kan vernietigen.
Dus: kijken, maar niet aankomen. Hoewel de slang naar verluidt een ietwat bizarre geur afgeeft als je hem aanraakt – de geur van komkommer...