Hoe groot worden landroofdieren?

Is er een bovengrens aan de grootte van vleesetende landzoogdieren?
Alle landroofdieren hebben te maken met energiebeperkingen als het gaat om hun groei. Hoe kleiner hun energiebehoefte, hoe groter ze kunnen worden, als er maar prooien in de buurt zijn die groot genoeg zijn. Omdat reptielen warmte uit de omgeving halen en zelf geen energie gebruiken om zich warm te houden, is hun energiebehoefte kleiner dan die van zoogdieren. Zo heeft een reptiel van 1 kilo 13 à 14 keer zo weinig voedsel nodig als een even zwaar zoogdier dat zijn temperatuur op circa 39 graden moet houden.
Grote zoogdieren doden grote prooien
Als zoogdieren zwaarder worden dan 20 tot 25 kilo kunnen ze alleen voorzien in hun energiebehoefte door een prooi te doden van hun eigen kaliber of groter. Het voordeel van een grote prooi is dat een roofdier veel energie en voedsel in één keer binnenkrijgt. Hij hoeft dan dagenlang niet te eten, doordat hij in één keer grote hoeveelheden vlees op kan. En de restjes laat hij liggen voor andere dieren. Als grote roofdieren hadden moeten leven van kleine dieren, zouden ze niet voldoende tijd hebben gehad om aan de noodzakelijke energie te kunnen komen.
Biologen van het Institute of Zoology in Londen hebben aan de hand van de stofwisseling en de voedselinname berekend hoe groot vleesetende zoogdieren kunnen worden, en ze kwamen uit op een maximum van 1100 kilo. Dat is veel meer dan de ijsbeer, waarvan het mannetje zo’n halve ton weegt, maar ongeveer hetzelfde als de beer Arctodus simus, die 20.000 jaar geleden uitstierf. Met zijn 800 tot 1000 kilo was deze beer het grootste vleesetende landzoogdier.