Hond is rood-groenkleurenblind

Een hond kan op grote afstand details zien, maar neemt niet veel kleuren waar.
Het is een misvatting dat honden geen kleuren zien, ze nemen er alleen niet zo veel waar als wij. Maar ze kunnen wel beter zien in het donker en piepkleine bewegingen registreren.
Er is veel onderzoek gedaan naar het zicht van honden. Misschien ken je de mythe dat honden alleen zwart-wit zien. Dat klopt niet: honden kunnen zo’n 40.000 tinten onderscheiden. Bij mensen is dat ruim een miljoen.
Hondenogen hebben dezelfde soort kleurgevoelige cellen (kegeltjes) als mensenogen. Alleen hebben wij drie soorten kegeltjes en honden maar twee. De kegeltjes van een hond zijn gevoelig voor blauw en geel licht. Daardoor kunnen ze wel blauw en geel onderscheiden, maar niet rood en groen.
Het vermoeden is daarom dat honden de wereld op dezelfde manier ervaren als mensen die rood-groenkleurenblind zijn, en in plaats van die twee kleuren een reeks grijstinten waarnemen.
Daarnaast kunnen honden slechter dichtbij zien dan mensen en zijn ze minder gevoelig voor veranderingen in lichtsterkte. Anderzijds kunnen hun pupillen zich verder verwijden dan de onze en hebben ze een reflecterende laag in het netvlies (tapetum lucidum), waardoor ze beter zien in het donker.
Honden hebben ook meer lichtgevoelige staafjes dan wij. Die nemen alleen grijstinten waar, maar zijn erg gevoelig voor licht en goed in het waarnemen van kleine bewegingen op grote afstand.
Slakken zijn bijna blind

De tuinslak ziet wat wazig, maar kan naderende vijanden en voedsel in de vorm van bijvoorbeeld een krop sla net waarnemen.
Tuinslakken zien bijzonder slecht, maar net genoeg om op tijd bescherming te zoeken in hun huisje als er een gevaar opdoemt.
De kleine, veelvoorkomende tuinslak heeft ogen aan het uiteinde van zijn tentakels. De ogen zijn moeilijk te spotten, maar ze zien eruit als zwarte puntjes.
Slakken zien vrij weinig, want hoewel hun ogen een met vocht gevulde holte bevatten met een lens ervoor, hebben ze geen spieren om deze lens aan te sturen. Daardoor kan de slak niet focussen. Onderzoekers denken daarom dat slakken eerder vormen en schaduwen zien dan daadwerkelijke beelden.
Een slak kan een langskruipende soortgenoot, bewegingen in de omgeving of plotseling opdoemende schaduwen ontwaren. Dat is genoeg om snel zijn huisje in te kunnen vluchten.
De ogen van een tuinslak bevatten ook geen kleurgevoelige cellen. Hij ziet dus uitsluitend grijstinten en kan alleen licht en donker onderscheiden. Doordat hij verschillen in lichtsterkte waarneemt, kan de slak donkere plekken opzoeken om langdurig te verblijven, bijvoorbeeld in de winter.
Ondanks zijn slechte zicht doet de tuinslak het nog goed vergeleken met andere weekdieren, zoals doopvontschelpen en inktvissen.
Bidsprinkhaankreeft ziet richting van het licht

De bidsprinkhaankreeft kan gepolariseerd licht zien, dat verraadt in welke richting het licht gaat en zo informatie geeft over de beweging van een prooi.
De meest geavanceerde ogen van het dierenrijk zijn die van de bidsprinkhaankreeft. Om de vele visuele input te kunnen begrijpen, heeft het dier zijn hersenen gehercodeerd.
De bidsprinkhaankreeft heeft het meest geavanceerde zicht van de dieren die we kennen. Zijn ogen bewegen onafhankelijk van elkaar en bevatten zintuigcellen voor 12 kleuren – vier keer zo veel als menselijke ogen.
Daarnaast kan de bidsprinkhaankreeft de polarisatie van het licht zien. Licht en andere elektromagnetische golven vallen altijd loodrecht op de voortplantingsrichting, en de polarisatie verraadt welke kant ze op reflecteren – en dus of een potentiële prooi of vijand naar de bidsprinkhaankreeft toe beweegt of ervan weg. Polarisatie geeft het dier dus extra gedetailleerde visuele informatie bij het jagen of vluchten.
Gepolariseerde zonnebrillen en cameralenzen hebben een vergelijkbaar effect. Het licht dat onze ogen treft, gaat alle kanten op. Met het filter worden richtingen van bijvoorbeeld gereflecteerd zonlicht op een wateroppervlak, uitgesorteerd, waardoor je tot in het water kunt kijken.
Mens ziet meer nuances
De ogen van de bidsprinkhaankreeft hebben 12 soorten kleurgevoelige cellen. Dit is vier keer meer dan onze ogen, maar dankzij onze hersenen kunnen we het kleurenzicht van het dier overtreffen.

Mens: Drie kleuren creëren alle tinten
Wij zijn gevoelig voor licht met golflengten van 400-700 nanometer. Binnen dit spectrum nemen we licht waar als blauw, groen of rood. In de hersenen vormen de verschillen in intensiteit tussen deze kleuren samen ruim een miljoen tinten.

Bidsprinkhaankreeft: 12 kleuren blijven gescheiden
De ogen van de bidsprinkhaankreeft detecteren lichtgolven van 300-720 nanometer. Binnen dat spectrum ziet hij 12 kleuren, maar zijn hersenen kunnen ze niet combineren. Daarom kan het dier 4-20 keer slechter dan wij kleurtinten onderscheiden.
Lang was het de vraag hoe de bidsprinkhaankreeft met zijn kleine hersenen chocola kan maken van zijn eigen hypercomplexe visuele indrukken.
In 2019 kwam een team van Australische, Amerikaanse en Zweedse onderzoekers iets dichter bij het antwoord. Ze ontdekten dat de verwerking van de visuele data al begint in klompjes neuronen in de steeltjes waar de ogen op zitten.
Ook bleek dat het dier neuronen die bij andere kreeftachtigen betrokken zijn bij de reukzin, heeft gehercodeerd voor het zicht.
Doopvontschelp gluurt

De rand van de mantel van de doopvontschelp is bedekt met kleine oogjes, ocelli, die licht van donker onderscheiden en naderende vijanden waarnemen.
De 200 kilo wegende doopvontschelp ziet de wereld als lichtgevende stippen door zijn vele micro-ogen.
De doopvontschelp is het grootste weekdier ter wereld. Sommige leven meer dan 100 jaar en hebben een diameter van 1,2 meter en een gewicht van 200 kilo. Zijn ogen behoren tot de eenvoudigste van de evolutie: ocelli of puntogen.
Elke ocellus heeft een kleine holte met een opening die fungeert als pupil. De achterkant van de holte heeft honderden lichtgevoelige cellen. Het dier kan drie kleuren zien, maar die niet combineren tot tinten.
De eenvoudige ogen kunnen alleen effect hebben als de doopvontschelp er veel van heeft. Daarom is de rand van de mantel van het dier bedekt met honderden oogvlekken van elk ongeveer 0,5 millimeter.
Met de eenvoudige ocelli kan de doopvontschelp reageren op licht en schaduw. Uit onderzoek blijkt zelfs dat de doopvontschelp ondanks zijn eenvoudige ogen kan reageren op beweging en vormen voordat bijvoorbeeld een roofdier zijn schaduw rechtstreeks op het dier werpt.
Toen Australische onderzoekers in 1986 voor het eerst het zicht van de doopvontschelp aantoonden, waren ze verbaasd dat hij op deze manier variaties in lichtintensiteit in verschillende delen van het gezichtsveld kon waarnemen.
Bijen zien ultraviolet

Door de ogen van bijen zijn de stuifmeeldraden van de bloem veel beter zichtbaar – als een soort verlichte landingsbaan.
Met twee soorten ogen navigeren de vliegende honingproducenten zonder aarzelen naar de bloemen met de meeste nectar.
Bijen hebben facetogen, die bestaan uit 4500-5500 onbeweeglijke deelogen of ommatidia. De samengestelde ogen geven bijen een kleurenzicht dat heel anders werkt dan bij ons.
Waar wij zintuigcellen hebben voor blauw, groen en rood licht, hebben bijen cellen voor blauw, groen en ultraviolet licht. Bijen zien dus geen rood en oranje, maar wel heel goed blauw en groen. Bovendien zien ze ultraviolet licht – licht met korte golflengten dat voor ons onzichtbaar is.
Veel bloemen benutten het speciale zicht van bijen met strepen op hun bloemblaadjes, die de weg wijzen naar de nectar. Zo kunnen bijen de bloemen spotten die het rijpst zijn om bestoven te worden.
Naast de facetogen hebben bijen drie puntogen boven op hun kop. Die registreren veranderingen in de lichtintensiteit en kunnen bijvoorbeeld de schaduw waarnemen van een vijand die van bovenaf aanvalt.
Wetenschappers hebben ook neuronen in de hersenen van de bijen ontdekt die input van een speciale gezichtsfunctie verwerken, waarmee de dieren kunnen zien in welke richting het licht gaat – polarisatie.
Het gepolariseerde licht creëert een lichtgevende band over de hemel waarlangs de bijen navigeren. De band is ook zichtbaar voor de bijen als de zon schuilgaat achter een wolkendek.