Waarom kregen Inuit geen scheurbuik?

De Inuit konden niet aan groenten en fruit komen. Daarom aten ze dierlijke ingewanden, ook een bron van de belangrijke vitamine C.

Inuit eet ingewanden
© Bryan & Cherry Alexander/ArcticPhoto

In de 16e, 17e en 18e eeuw leden zeelieden vaak aan scheurbuik vanwege een tekort aan vitamine C. De vitamine zit voornamelijk in fruit en groenten, die op zee niet beschikbaar waren.

Scheurbuik veroorzaakt huidbloedingen, depressie, gewichtsverlies, vermoeidheid en zwakte. Het tandvlees zwelt op en wordt paars en sponzig, en tanden vallen uit. Bovendien genezen wonden meestal niet zoals het hoort.

Inuit overleefden op darmen en magen

De Inuit in Groenland hadden geen toegang tot fruit en groenten, maar leefden volledig op vlees. En toch kregen zij geen scheurbuik.

De verklaring is dat vitamine C niet alleen in groenten en fruit voorkomt, maar ook in de ingewanden van dieren.

De meeste dieren kunnen, in tegenstelling tot mensen, vitamine C produceren in hun lever. Daarom wordt de vitale vitamine aangetroffen in magen en darmen van dieren.

De Inuit beschikten zo over een bijna onuitputtelijke bron van deze vitamine.

Ze aten bijvoorbeeld rendiermagen.

Vitaminen verborgen in dieren

Vitamine A

Het vlees van zeehonden bevat de vitamine die belangrijk is voor de ogen en de botten.

Vitamine C

In de maag en darmen van bijvoorbeeld rendieren.

Vitamine D

Bij gebrek aan zonlicht voornamelijk uit vis.

De Inuit slaagden er ook in voldoende vitamine A en D binnen te krijgen – hoewel vitamine A meestal in groenten voorkomt, en vitamine D afhankelijk is van zonlicht, dat op de Noordpool gedurende lange perioden van het jaar geheel ontbreekt.

Deze vitaminen zitten namelijk ook in dieren, vooral in vis en zeezoogdieren, die bij de Inuit vast op het menu stonden.