Klopt het dat Inuit 200 woorden voor sneeuw hebben?
Inuit leven in de sneeuw, dus het is niet zo raar als ze 200 woorden voor sneeuw hebben. Maar klopt dat wel?

In talloze boeken en tv-programma’s wordt beweerd dat Inuit 23 tot wel 200 woorden voor sneeuw hebben. Maar dat berust op een misverstand, dat in 1911 in de wereld werd gebracht door de antropoloog Frans Boaz en daarna werd doorgegeven door journalisten, amateurwetenschappers en romanschrijvers, die de woordvoorraad van de Inuit schromelijk overdreven.
Halverwege de jaren 1980 heeft de Amerikaanse antropoloog Laura Martin van de Cleveland State University al weten te achterhalen hoe deze fout ooit is ontstaan. Maar toch is de mythe nog tal van keren opgevoerd in verschillende situaties. Het verhaal is kennelijk gewoon leuker dan de werkelijkheid.
Volgens Laura Martin begon het toen Franz Boas een introductie schreef in het Handbook of North American Indians. Hij beweerde hierin dat de taal van de Inuit vier grondwoorden voor sneeuw kende. De amateurtaalwetenschapper Benjamin Whorf verhoogde dat aantal tot zeven in een artikel uit 1940. Sindsdien is het aantal alleen maar gestegen; auteurs schreven het van elkaar over en telden er een paar bij op.
Het lijkt logisch dat Inuit veel woorden hebben voor sneeuw, maar nodig is het niet. Veruit de meeste talen hebben maar één grondwoord. Voor nuances worden er samenstellingen gemaakt als papsneeuw en poedersneeuw, of er wordt een adjectief gebruikt, zoals in natte sneeuw.
Ook de taal, het Inuit, is op die manier opgebouwd. Alles is uit te drukken met toevoegingen. In West-Groenland zijn er bijvoorbeeld maar twee grondwoorden voor sneeuw: qanik, ofwel sneeuw in de lucht, en aput, sneeuw op de grond.